De voortstuwing wordt geleverd door de brede, platte staart van de walvis. De staartvinnen van de walvis bevatten geen beenderen, maar ze zijn extreem taai en lijken op rubberachtige horizontale peddels die aangedreven worden door middel van spieren in de �staartstam� (het deel van de staart dat net vooraan in de staart van de walvis ligt). De spieren zijn bevestigd aan de ruggengraat die langs het midden van de staart loopt naar de vinnen. De vinnen hebben een efficiente draagvleugel vorm (in dwarsdoorsnede lijken de vinnen op vleugels van een vliegtuig) waardoor de wrijving met het water wordt beperkt en er voortstuwing ontstaat tijdens de opwaartse slag. De �staartstam� is vlak van de ene naar de andere kant, ook om de wrijving met het water te beperken. Het gehele achterste deel van het lichaam wordt op en neer geslagen. (en niet van de ene kant naar de andere zoals bij vissen). De rugvin (indien aanwezig) is ook vezelachtig en zorgt voor stabiliteit, zoals de beenderige borstvinnen doen. De laminaire stroming wordt in stand gehouden door de huidstructuur en de onderliggende weefsels. De huid van Cetacea kan tijdelijke verheffenheden maken om mogelijke wervelingen in de kiem te smoren. De huid bevat ook smeermiddelen die wrijving reduceren. Oppervlakkige huidcellen scheiden kleine oliedruppeltjes af en de buitenste laag van de huid wordt tot 12 keer per dag verwisseld. Het gedrag aan het wateroppervlak verschilt tussen de verschillende soorten en dit geeft handige aanwijzigen om het desbetreffende dier te indentificeren. Sommige Cetacea laten zelden aan het oppervlak zien en vertonen weinig karakteristiek zwemgedrag. Soorten van het geslacht Stenella (�Spotted�, �Spinner�, �Clymene� en �Striped� dolfijnen), Tuimelaars (Tursiops truncatus), en Atlantische en Pacifieke witflank dolfijnen (Lagenorhynchus acutus en L. obliquindens) zijn een paar soorten die het meeste actief zijn aan het wateroppervlak. Draaien, voor- en achterwaarts duikelen, en hoge sprongen zijn de gewone bewegingen, maar het zijn enkel de �Spinner� dolfijnen en de �Clymene� dolfijnen die snel rond kunnen wentelen. Springen vereist een krachtige inspanning van het gehele lichaam om uit het water te komen, gevolgd door een weerklinkende splash dat gepaard gaat met het lawaai van het lichaam van de cetacea die terug in het water valt. Dit is vooral spectaculair bij grotere soorten, hoewel het enkel de bultrug is die regelmatig springt. Water opspatten ontstaat ook door de staartvin uit het water te heffen en met een enorme kracht op het wateroppervlak te slaan. De meeste soorten kijken ook rond door hun hoofd uit het water te steken. Kleinere dolfijnsoorten zwemmen voor boten of grotere walvissen. Ze zwemmen in de drukgolf die v��r een groot object met snelheid gevormd wordt. Dolfijnen zoeken automatisch die kleine zone waar er een voorwaartse kracht heerst zodat ze snel kunnen zwemmen zonder veel inspanning. Deze drukgolf blijkt teverdwijnen bij lagere snelheid of wanneer de boeg uit het water steekt. Specifieke activiteiten zoals reizen, eten en verdedigen hebben invloed op de zwemsnelheid. Reizende dolfijnen groeperen zich in kleine groepjes of naast elkaar in een lijn (min of meer zelfstandig opererende formatie) en zwemmen aan een konstante snelheid. Etende groepen verspreiden zich individueel of vormen kleine, losse troepen dieren die willekeurig bewegen met een variabele snelheid., Wanneer ze zich niet in de voedings- of broedgebieden bevinden, zullen baardwalvissen zich verspreiden als moeder-kalf paren of drietallen vormen. Als ze groeperen voor specifieke activiteiten zoals verdediging, zullen de �Black Right�, �Bowhead�, Grijze walvissen en potvissen zich in verdedigende cirkels groeperen met hun slaande staartvinnen naar buiten gericht. Cetacea kunnen over grote gebieden verspreid zijn en toch acoustisch verbonden blijven. Vanuit een schip kan een groep geobserveerd worden en dit kan een handige aanwijzing geven om bepaalde soorten te herkennen aan de hand van hun verspreidingsgedrag.